Eerste Kamerlid Tineke Strik heeft zich kritisch geuit over het voorstel om familie van een verdachte te betrekken bij DNA onderzoek, als een verdachte niet hoeft en niet wil meewerken, of als de verdachte bijvoorbeeld overleden is. In veel Amerikaanse staten en in Engeland is dit speuren naar ‘familial DNA’ al toegestaan. Lees de inbreng van Tineke Strik.
Dit voorstel voegt aan het Wetboek van Strafvordering de mogelijkheid toe om een nieuw soort DNA-onderzoek uit te voeren, het zogenaamde DNA-verwantschapsonderzoek. Hiermee creëert de regering een soort bypass om het mogelijke daderschap van een verdachte vast te stellen, als DNA-onderzoek aan deze persoon zelf om bepaalde redenen niet mogelijk is. Maar het voorstel voorziet ook in mogelijkheden om de identiteit van overleden slachtoffers vast te stellen, van een onbekende verdachte of van een vermiste persoon.
De techniek met betrekking tot het DNA-onderzoek snelt voort, en evolueren ook de afwegingen en keuzes die gemaakt moeten worden over de toepassing van die techniek. Als het afnemen van DNA-materiaal minder ingrijpend wordt en het gebruik ervan voor het opsporingsonderzoek effectiever, dan betekent dat ook dat de wettelijke bevoegdheden sneller proportioneel kunnen worden bevonden.
Toch hebben we niet genoeg aan deze redenering bij dit wetsvoorstel, omdat het voorstel de het toepassingsbereik van het DNA onderzoek uitbreidt naar een geheel nieuwe groep, namelijk derden. Ook de verruiming van de uitleg van het criterium belang van het onderzoek rekt het toepassingsbereik aanzienlijk op. Bovendien betekent vanwege het Verdrag (en later kaderbesluit) van Prüm, opname van DNA-materiaal in een databank sinds 2008 ook automatisch toegang tot dit materiaal vanuit alle EU landen. Vanwege deze verruimingen en het daarmee gepaard gaande ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van mensen die niet eens verdacht zijn, leent dit voorstel zich voor een principiële toets aan de noodzakelijkheid, effectiviteit en proportionaliteit. Ik zal dit doen bij de afzonderlijke voorstellen.
Opsporingsbelang
Allereerst de vraag naar de noodzakelijkheid van de ruimere uitleg van het begrip opsporingsbelang. Voortaan is het niet nodig dat er biologische sporen zijn gevonden, maar kan ook op basis van andere feiten of omstandigheden DNA onderzoek worden bevolen. Volgens de regering kan, als komt vast te staan dat een verdachte bij een ander misdrijf betrokken was, dit ook meer licht werpen op mogelijke betrokkenheid van een verdachte bij het te onderzoeken misdrijf. Hoewel de regering dit bestrijdt, is mijn fractie het met de Raad van State eens dat deze bypass mogelijkheid erop neerkomt dat DNA onderzoek als algemeen opsporingsmiddel kan worden ingezet, ook al is dat met het oogmerk van het oplossen van één specifiek misdrijf. Kan hier van een noodzaak gesproken worden, of is het meer het motto niet geschoten is altijd mis? Is een dergelijk gebruik van een strafvorderlijk dwangmiddel zonder concrete link met het misdrijf nog wel proportioneel te noemen? En welke eisen worden gesteld aan de concrete verwachting dat hiermee een misdrijf wordt opgelost? Mijn fractie heeft daar ernstige twijfels bij en wil daarom graag van de regering een nadere onderbouwing van nut en noodzaak.
Verwantschapsonderzoek
Zeg mij wie je familie is, en ik zal zeggen wie je bent. Met dit adagium wil de regering opsporingsonderzoek naar de verdachte verrichten via zijn of haar familieleden. Familieleden kunnen worden gevraagd mee te werken aan het DNA-onderzoek als de verdachte zelf dat weigert of als om andere redenen geen onderzoek aan de verdachte zelf kan worden verricht.
Mijn fractie vraagt zich af of het inschakelen van familieleden niet inbreuk pleegt op het recht van een verdachte om zichzelf niet te incrimineren. Als de overheid dit recht even gemakkelijk kan omzeilen door vervolgens naar familie te stappen, blijft er de facto niet veel van dit recht over.
En hoe noodzakelijk en effectief is het om bloedverwanten te betrekken bij een onderzoek? Het is duidelijk dat de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk niet 1 op 1 zijn te vergelijken met de Nederlandse situatie, omdat we hier, gelukkig, van veel minder mensen het DNA-profiel in een databank hebben. De regering verwacht dat bij actief verwantschapsonderzoek jaarlijks10 zoekacties in de databank met een slagingspercentage van 5%, en 10 a 20 met een slagingspercentage van 90%. Als we de hoeveelheid mensen nemen die hiervoor in hun persoonlijke levenssfeer worden aangetast, is dit geen grote vangst te noemen. Anderzijds: als het om ernstige delicten gaat, is opsporing van het grootste belang. Voor een goede afweging is het daarom belangrijk te weten of opsporing in dergelijke gevallen niet ook op een andere, minder ingrijpende wijze kan worden bevorderd of gerealiseerd? Zal het middel als ultimum remedium worden ingezet, dus als er echt geen minder ingrijpende middelen voorhanden zijn? De regering noemt capaciteit als een criterium dat meespeelt om het middel in te zetten, mijn fractie meent dat het meer principiële belang zwaarder zou moeten wegen dan praktische belangen. En zou niet ook de kans op succes moeten worden berekend en meegewogen, ook al is die volgens de regering tamelijk onbepaalbaar? Graag een antwoord gedifferentiëerd naar de verschillende soorten van actief en naar passief verwantschapsonderzoek. En kan de regering toelichten waarom ze er niet voor kiest om bij alle vormen van verwantschapsonderzoek de machtiging van de rechter-commissaris te vereisen? Tenslotte gaat het hier om het betrekken van derde, onverdachte personen. Daar mag wel enige waarborg tegenover staan.
Het instemmingsvereiste is natuurlijk van belang, maar kan iemand de facto wel weigeren? Wordt een weigering niet opgevat als verdacht? En zo ja, impliceert dit mechanisme niet dat de onschuldpresumptie wordt verlaten ten aanzien van iemand waar justitie geen enkele verdenking tegen koestert? Een bloedverwant kan in grote gewetensnood komen bij een verzoek, omdat hiermee immers een strafrechtelijke veroordeling van een familielid is gemoeid. Het is belangrijk dat de bloedverwant wordt ingelicht over mogelijke juridische consequenties. Zou hij niet tevens de mogelijkheid moeten hebben om bij twijfel onafhankelijk juridisch advies in te winnen? En welke bescherming is er als uit het onderzoek onverwacht blijkt dat er géén sprake is van bloedverwantschap?
Verder is het algemeen bekend dat vergelijking van DNA-materiaal van familieleden het meest betrouwbaar is in de relatie ouder-kind. Bij neven en nichten bijvoorbeeld is er veel vaker sprake van vals-positieven. Betekent dit ervaringsgegeven dat de prioriteit uitgaat naar profielen van ouders of kinderen van een verdachte? En als de bloedverwantschap verder weg is, op welke wijze is te voorkomen dat mensen ten onrechte worden beschuldigd of in elk geval betrokken vanwege onbetrouwbaar materiaal? Op welke wijze werkt de regering aan een zo betrouwbaar mogelijke kwaliteit van DNA-profielen, en aan de beveiliging van de databanken? Voert ze bijvoorbeeld geregeld hack proeven uit?
De Europese uitwisseling van DNA-gegevens kan tot gevolg hebben dat ook vanuit landen waar nog minder waarborgen zijn voor het gebruik van DNA materiaal, informatieverzoeken komen. Kan de regering aangeven hoeveel verzoeken er zijn geweest sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Prüm, en hoeveel ervan zijn toegekend? Hoe indringend is de toets die daarbij wordt uitgevoerd?
Mijn fractie is van mening dat de regering vrij lichtvaardig over de vragen in de schriftelijke ronde over de noodzaak van extra bescherming van minderjarigen is heengestapt. Een minderjarige kan door deze wettelijke mogelijkheden nog lang achtervolgd worden door een misstap. De fracties ontkennen niet dat ook minderjarigen betrokken zijn bij ernstige delicten, maar vragen vanuit het belang van de minderjarigen om de beperking tot deze ernstige delicten. Tenslotte is de reikwijdte nu erg breed: een misdrijf dat met maximaal zes jaar gevangenisstraf wordt bedreigd, hoeft niet altijd tot een ernstig delict te worden gerekend. Er kunnen zeer uiteenlopende strafbare feiten onder dezelfde delictsomschrijving worden geschaard. Kan de regering toelichten op welke wijze zij met dit wetsvoorstel conform artikel 3 van het kinderrechtenverdrag de belangen van het kind voorop stelt en conform artikel 40 rekening houdt met de leeftijd van het kind?