Jan Laurier in zijn bijdrage aan het debat over deze wetswijziging: "Met deze wijziging wordt een aantal belangrijke elementen geregeld met betrekking tot de bescherming van burgers, rechtspersonen en consumenten. Mijn fractie staat daar sympathiek tegenover. Het bel-me-nietregister is al door andere sprekers genoemd. Andere elementen zijn: het openbareantenneregister, waardoor mensen kunnen weten welke antennes bij hen in de omgeving zijn, het versterken van de positie van de consument bij stilzwijgende verlenging van langdurige contracten en het verruimen van het verbod op het overbrengen van ongevraagde communicatie voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden aan rechtspersonen. Met name de laatste elementen hebben nogal wat reacties opgeroepen. Mijn fractie staat positief tegenover dit voorstel, maar heeft bij een aantal punten enige vragen en kanttekeningen."

Waarom nu een wettelijke regeling voor een aantal zaken? Zij is gerechtvaardigd indien de irritatie bij het publiek over wat men ongevraagd krijgt groot is. Ook is zij gerechtvaardigd als de kosten groot zijn en de zelfregulering in de branche niet slaagt. Volgens mij is bij veel aspecten aan die voorwaarden voldaan. De vraag is natuurlijk ook hoe een regeling - vooral als die verder gaat dan in andere landen - zich verhoudt met de internationale context en wat de consequenties daarvan zijn. De heer Van den Berg had ook al een aantal vragen op dat vlak. In hoeverre bestaat het risico dat het probleem zich verplaatst, zodat de ongewenste communicatie uit andere landen komt? Ik wil hierop graag een reactie van de staatssecretaris. Een logische vraag die hierop aansluit, is wat de inspanningen zijn om te komen tot een internationale regulering van het geheel.

Op twee punten heeft mijn fractie vragen over de proportionaliteit van de getroffen regeling. Het ene betreft de ideële en goede doelen. De heer Schmitz schreef deze Kamer namens SBR een brief waarmee hij zegt : het zal duidelijk zijn dat de goede doelen hierdoor ernstig benadeeld zullen worden en dat het negatieve gevolgen zal hebben voor de aard en de omvang van de activiteiten. Wat is de inschatting van de staatssecretaris van de omvang van de schade? In hoeverre is de staatssecretaris bereid om in deze situatie enige differentiatie aan te brengen, waardoor het toch mogelijk blijft dat organisaties voor goede doelen donateurs werven? Hoe denkt de staatssecretaris na te gaan wat de feitelijke schade is die goede doelen lijden als gevolg van de wetgeving die tot stand komt?
Het tweede punt met betrekking tot de proportionaliteit betreft de zogenaamde fax spam. Hoe groot is dat probleem in feite? Er is al verwezen naar het advies van professor Wagenaar. In feite heeft 2,5% van alle spamklachten betrekking op de fax spam. Daarbij gaat het om zowel natuurlijke personen als rechtspersonen. De vraag is dan in feite: welk probleem zijn wij aan het oplossen? En: hoe verhoudt zich dit percentage aan klachten tot de omvang van de fax spam? Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Gelet op de eventuele omvang van het probleem is natuurlijk de vraag logisch of je zo'n zwaar regime als een opt-in-register moet hebben en of het niet beter zou zijn om een fax-niet-register in te stellen. Zou, gelet op het probleem, zo'n maatregel niet proportioneler zijn dan hetgeen nu wordt voorgesteld?