Wij zijn bovendien uit op een grotere arbeidsparticipatie en
financiële zelfstandigheid van vrouwen. Hoewel de
huidige regels voor mijn fractie dus niet heilig zijn
voor altijd, hecht zij zeer aan zorgvuldigheid en een
rechtvaardige verdeling van de lasten.
Ombuigingen in het inkomensbeleid kunnen alleen
zorgvuldig worden doorgevoerd met lange
overgangstermijnen. "Grote stappen, snel thuis"
kan niet als het de inkomens van mensen raakt, en
dat geldt des te sterker voor hen met een smalle
beurs.
De lange overgangstermijn is wel
gerespecteerd bij het afschaffen van de
partnertoeslag vanaf 2015. De vele spotjes die wij
horen, wijzen ook op een fatsoenlijke
communicatie. Mijn vraag in de schriftelijke
voorbereiding, op welke wijze de minister ook
investeert in een voorbereiding op de arbeidsreintegratie,
acht ik nog onvoldoende beantwoord. Ik
hoor graag van de minister daarover meer
informatie. In elk geval staat de werkwijze bij deze
regeling in schril contrast met de vier weken die
mensen nu is gegund om zich voor te bereiden. Dit
is een staaltje van onbehoorlijk bestuur, zeker voor
hen voor wie ruim € 700 per jaar een substantieel
bedrag is.
In de huidige regeling zit nu een doordachte
vorm van inkomenspolitiek, namelijk het
inkomensafhankelijke element. De toeslag wordt
immers verminderd met het inkomen van de
jongere partner. Voor de toeslag is dus het inkomen
van de partner bepalend, terwijl in de AOW zelf
geen rekening wordt gehouden met het inkomen
van de AOW-gerechtigde. Deze systematiek
verandert met dit wetsvoorstel. Het al dan niet
opleggen van de 8%-korting hangt immers af van
het gezinsinkomen, waarbij dus ook het inkomen
van de AOW-gerechtigde meetelt. De regering
voorkomt hiermee dat een beroep wordt gedaan op
de bijstand, wat op zich positief is, al is het maar
omdat de vermogenstoets dan niet geldt. Zijn
daarmee de mensen met een laag inkomen in
voldoende mate ontzien? Met de voorgestelde grens
zullen nog altijd ook mensen met een inkomen van
iets boven de € 1550 bruto, tussen de € 1100 en
€ 1200 netto, maandelijks € 56 euro moeten missen
vanaf 1 januari.
Kan de minister aangeven wat exact het nettoinkomen
van de groep zal zijn voor wie de korting
niet meer zal gelden? Op welke wijze zal deze
groep mensen - mevrouw Vedder vroeg daar ook
al naar - met nog meer kortingen worden
geconfronteerd volgend jaar? Wij weten dat een
derde van de groep mensen die bijvoorbeeld een
huurtoeslag ontvangt uit ouderen bestaat. Zij zullen
dus ook door middel van een korting op de
huurtoeslag een daling van hun inkomen ervaren.
Kan de minister voor ons op een rijtje zetten welke
andere regelingen die volgend jaar ingaan,
cumulatief tot een bepaald bedrag zullen leiden
waarmee deze mensen te maken zullen krijgen?
Ruim 20% van de getroffen groepen heeft bruto
jaarlijks een inkomen van € 20.000 tot € 30.000.
Ook zij krijgen te maken met een inkomenseffect
van 2,25%.
Het argument van minister Kamp tijdens de
behandeling in de Tweede Kamer dat partners dan
maar een baantje moeten zoeken, negeert het
gebrekkige arbeidsmarktperspectief van deze
groep. De arbeidsdeelname van vrouwen van deze
leeftijdsgroep is weliswaar 30%, maar de deelname
van de groep die een partnertoeslag ontvangt, is
kleiner. Vrouwen die nooit hebben gewerkt of al
heel lang uit het arbeidsproces zijn, hebben maar
een kleine kans om uitgerekend nu, in deze
economische crisis, op de arbeidsmarkt te geraken.
Mevrouw Vedder gaf al aan hoe klein het
percentage is dat er nu op komt. Ook jongeren
krijgen nu te maken met hun gebrek aan ervaring,
waardoor zij voortdurend buiten de boot vallen bij
hun sollicitaties. Deze groep heeft ook nog eens te
maken met het ontbreken van tijd voor omscholing
et cetera. Ook heeft zij geen enkele prioriteit bij
gemeenten, omdat zij tot de zogenaamde nuggers
behoren. Zij hebben geen uitkering, waardoor
gemeenten geen energie steken in hun arbeidsreintegratie.
Het argument van minister Kamp is daarom
goedkoop te noemen, in ieder geval een
gelegenheidsargument. De maatregel is namelijk
helemaal niet bedoeld ter bevordering van de
arbeidsmarktparticipatie, maar zij is een ordinaire
bezuinigingsmaatregel. Een bezuinigingsmaatregel
die wordt afgewenteld op een specifieke groep. Mijn
collega, mevrouw Sap, heeft al aangegeven dat er
met GroenLinks te praten valt, als de
inkomensgrens beduidend hoger zou komen te
liggen dan, zoals nu, op 110% van het
minimuminkomen. Graag een reactie van de
minister hierop.
Dan kom ik bij de snelle inwerkingtreding.
Elke keer spreken wij goede voornemens af over
fatsoenlijke termijnen voor inwerkingtreding, zodat
instellingen en burgers zich erop kunnen instellen.
Voor de zoveelste keer echter schendt de regering
zelf deze afspraak. Als oplossing kiest de regering
ervoor om de SVB al vooraf te laten informeren, om
zo de inwerkingtreding direct te laten volgen op een
mogelijke aanneming van het wetsvoorstel. Zo
spant de regering natuurlijk het paard achter de
wagen. Zij zorgt voor grote onzekerheid en onrust
in de samenleving. Ook leidt het tot onnodige
uitvoeringskosten. Is de regering bereid om in de
toekomst in ieder geval zorgvuldig om te gaan met
inwerkingtreding en in langere termijnen te
voorzien bij nieuwe wetsvoorstellen, in elk geval als
het een precaire en gevoelige kwestie als het
inkomen van mensen betreft?
Wij zijn tegenstander van dit wetsvoorstel
vanwege de lage inkomensgrens die de minister
heeft gesteld. Er is maar voor een heel kleine groep
een uitzondering geregeld. Ook zijn wij
tegenstander vanwege de korte termijn en het
gebrek aan energie die de minister wil steken in
daadwerkelijke hulp aan mensen bij hun arbeidsreintegratie.
Morgen is het de donkerste dag van het jaar. Ik
hoop dat de minister dit weet te compenseren met
een lichtpuntje voor degenen die bezorgd de
kerstdagen ingaan, omdat zij niet weten hoe zij de
korting volgend jaar moeten opvangen. Als de
minister dit licht niet wil ontsteken, hoop ik dat de
Eerste Kamer haar eigen verantwoordelijkheid
neemt.