Sinds afgelopen week zijn er twee Israëlische militaire decreten van kracht die een grootschalige uitzetting van Palestijnen en buitenlanders uit de Westelijke Jordaanoever mogelijk maken. De twee decreten uit 1969 waren oorspronkelijk bedoeld voor zogenaamde 'infiltranten'. Nu zijn de decreten zo herzien dat ze toepasbaar zijn op praktisch alle Palestijnen en buitenlanders die zich in de Westelijke Jordaanoever bevinden zonder een door Israël afgegeven vergunning. Zij kunnen hierdoor niet alleen in de gevangenis belanden, maar ze riskeren ook deportatie uit de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever.

GroenLinks Europarlementariër Judith Sargentini:

"Het is natuurlijk van de zotte dat hierdoor praktisch alle Palestijnen en buitenlanders op de Westelijke Jordaanoever van de ene op de andere dag strafbaar zijn en zelfs deportatie riskeren, omdat ze niet beschikken over de benodigde papieren. Bovendien is de inhoud van de vergunning en de wijze waarop deze vergunning moet worden verkregen volstrekt onduidelijk. Sterker nog, deze decreten zijn niet eens bekendgemaakt aan de bewoners van de Westelijke Jordaanoever ".

Het arbitraire element van de decreten is ook zeer duidelijk. Een Israëlische legerwoordvoerder gaf namelijk aan dat ze niet toegepast zouden worden op de ruim vierhonderdduizend illegale joodse kolonisten in de Westelijke Jordaanoever.

Het juridisch aanvechten van een deportatieorder is trouwens niet mogelijk. Er is een militaire commissie in het leven geroepen die hierover zou moeten gaan. Het verschijnen voor zo'n commissie en je deportatie aanvechten is in de praktijk echter onmogelijk gemaakt.

"Palestijnen die oorspronkelijk uit Gaza komen, maar al decennia lang op de Westelijke Jordaanoever wonen, of zelfs Palestijnse kinderen die geboren zijn op de Westelijk Jordaanoever en nooit in Gaza geweest zijn, kunnen lukraak hun thuisland uitgegooid worden. Kennelijk denkt Israël hiermee een nieuwe manier gevonden te hebben om de Palestijnen terug te dringen naar een kleiner grondgebied, namelijk de Gazastrook."

Schriftelijke vragen aan Ashton

Europarlementariër Judith Sargentini nam het initiatief om over deze kwestie schriftelijke vragen te stellen aan de nieuwe 'minister van Buitenlandse Zaken' van de EU. De vragen zijn meeondertekend door zeven andere leden van de Groene fractie.

"Deze orders gaan rechtstreeks in tegen alles wat met mensenrechten en het internationaal recht te maken heeft. De decreten zijn in strijd met de Vierde Geneefse Conventie, die deportatie uit bezet gebied verbiedt. De EU heeft zich gecommitteerd om zich in haar betrekkingen met derde landen te houden aan het internationaal recht, waaronder de Vierde Geneefse Conventie. Dit zou dus ook consequenties moeten hebben voor het Associatieakkoord met Israël."

Bijlage: De ingediende schriftelijke vragen

The entry into force of Israeli military orders which make the mass expulsion of residents of the West Bank possible

On the 13th of April 2010 two Israeli military orders have entered into force. These unpublicized orders provide the Israeli Defence Force the possibility to prosecute and deport residents of the West Bank who are not in the possession of a permit issued by the Israeli government. The substantial elements as well as the procedural aspects of obtaining such a permit remain in limbo (1).

  • Is the High-Representative aware of the entry into force of the two aforementioned military orders, which were not publicized among the Palestinian population?
  • Is the High-Representative aware of the fact that the content of the required permit and the procedural aspects of obtaining such a permit are not clarified and publicized among the residents in the West Bank?
  •  Is the High-Representative aware that the ambiguous and vague definition of these orders makes them de facto applicable to anyone in the West Bank? And, a fortiori, that these orders contravene the protection granted inter alia by article 49 of the fourth Geneva Convention to Palestinians in the occupied Palestinian Territories?
  •  Is the High-Representative aware that the possibility for judicial review by an independent court, in case a person wants to challenge a deportation order, is de iure not possible and that the possibility for review by a specially designated committee is de facto impracticable?
  • Is the High-Representative aware that these orders provide the Israeli government the means to empty the West Bank of all its inhabitants, and as such constitute a manifest violation of fundamental human rights and international law?
  • Is the High-Representative furthermore aware that the European Union has statutorily committed itself, in its 'action on the international scene', to be guided by principles of human rights and international law (2)? And that in this perspective an Association Agreement with a third country, not acting in accordance with these principles by issuing such orders, ipso facto implies an infringement of that same commitment?
  • Will the High-Representative render a clear statement, firmly denouncing the existence of such orders, condemning the Israeli government for issuing them and entailing possible consequences for their conduct in this? And if not, could the High-Representative then provide an elucidation on her stance not to make such a statement?

1) See inter alia; www.haaretz.com/hasen/spages/1162075.html.
And www.hamoked.org.il/index_en.asp for the text of the military orders

2) Article 21 TEU and article 205 TFEU