Britta Böhler heeft zich bij de behandeling van het Belastingplan uitermate kritisch opgesteld. GroenLinks heeft met name bezwaar tegen het afschaffen van een deel van de fiscale voordelen op groene beleggingen, de verlaging van de vennootsschapsbelasting - een maatregel die met namegrote ondernemingen zoals banken ten goede komt - en de verlaging van de btw op kunst en cultuur.
Het Belastingplan is bij uitstek geschikt om te toetsen
of de regering bezig is met creatief boekhouden of
met regeren. Bezuinigen is immers geen doel op
zich, maar slechts een middel, evenzo als
lastenverzwaring of lastenverlichting. GroenLinks is
dan ook benieuwd naar de overkoepelende
beleidsvisie die aan het Belastingplan en de overige
fiscale maatregelen ten grondslag ligt. Kan de
staatssecretaris toelichten welke beleidsvisie achter
de maatregelen schuilt?
Over die maatregelen gesproken: ik wil
ingaan op drie thema's, te weten duurzaamheid,
lastenverlichting en belasting op kunst en cultuur.
Ik begin met duurzaamheid. De huidige minister
van Financiën en tevens voorganger van deze
staatssecretaris stond ooit bekend als "de groene
staatssecretaris", maar van groen en duurzaam
belastingbeleid is weinig meer over. De vliegtaks
was al afgeschaft, voordat die goed en wel in
werking was getreden, en de langverwachte
kilometerheffing komt er niet. In plaats daarvan
rijden we straks met 130 over de drukke
snelwegen, met alle negatieve effecten voor het
milieu van dien. Waar is het credo 'de vervuiler
betaalt' gebleven? Onderschrijft de regering dat
uitgangspunt eigenlijk nog wel? En zo ja, hoe wil de
regering dit dan vormgeven in de toekomst?
Een belangrijk voorbeeld voor de manier
hoe met duurzaamheid wordt omgegaan, is de
afschaffing van de heffingskorting op
maatschappelijk en groen beleggen. Wij zijn
weliswaar blij met de wijzigingen door het
amendement, zodat er een soort zachte landing
komt, maar het feit blijft dat de heffingskorting op
maatschappelijk en groen beleggen wordt
afgeschaft, zij het langzamer dan de regering
oorspronkelijk van plan was, namelijk pas over vier
jaar. De vrijstelling - dat wil ik er meteen bij
zeggen - in box 3 wordt gehandhaafd, maar de
afschaffing van de heffingskorting zal niet zonder
gevolgen blijven. Wij begrijpen die stap ook niet
helemaal. De regering heeft zelf toegegeven dat
juist de heffingskorting een duidelijk herkenbare
stimulans is geweest om in groen en
maatschappelijk ethische beleggingen te beleggen.
Wat is dan eigenlijk de reden om die heffingskorting
niet overeind te laten? Is het enkel en alleen een
bezuinigingsmaatregel? Of zit ook hier weer een
beleidsvisie achter die ik niet kon zien? In de
memorie van antwoord spreekt de staatssecretaris
in dit verband van een overstimulering. Andere
sprekers hebben daar volgens mij ook al naar
verwezen. Ik begrijp dat niet helemaal. Wat bedoelt
de staatssecretaris met "overstimulering"? Is de
staatssecretaris bereid - ik sluit mij ook hier aan
bij vele andere sprekers - om de gevolgen van de
afschaffing van de heffingskorting, nu die over een
aantal jaren wordt verspreid, jaarlijks te laten
evalueren? Daarmee bedoel ik toch ook echt meer
dan het doorsturen van monitoringrapporten van
anderen aan deze Kamer. Ik bedoel een
onafhankelijke evaluatie die de regering laat
uitvoeren en die vervolgens aan de Kamer ter
beschikking wordt gesteld. Is de staatssecretaris
bereid om op dat punt een toezegging te doen? Zo
niet, dan overweeg ik in tweede termijn een motie
op dat punt in te dienen. Er zijn twee heel kleine
lichtpuntjes wat de duurzaamheid betreft en die wil
ik niet onvermeld laten: de bpm-regeling die
overeind blijft en het stimuleren van elektrische
auto's, maar dat is al met al toch echt bar weinig
als het om duurzaamheid gaat.
Dan kom ik op het onderwerp lastenverlichting.
De ondernemers van Nederland
zijn ongetwijfeld blij met dit kabinet, want
ondernemerschap wordt goedkoper gemaakt. In de
memorie van toelichting op het Belastingplan staat
onder punt 3 het kopje: (Innovatief)
ondernemerschap. Het woordje 'innovatief' staat
hierbij niet voor niets tussen twee haakjes, want er
komt, behalve de intensivering van het al
bestaande WBSO, niet veel terecht van het fiscaal
stimuleren van innovatie. De belangrijkste
maatregel is namelijk de verlaging van de
vennootschapsbelasting in het algemeen en deze
maatregel komt ten goede aan alle ondernemingen
met een jaarwinst van meer dan € 200.000. Of deze
ondernemingen vernieuwen of niet, is volstrekt
irrelevant. Dan profiteren ook nog eens de grote
ondernemingen meer van deze maatregelen dan de
kleine. Als klap op de vuurpijl profiteren banken en
verzekeringsmaatschappijen met een daling van
circa 1,9% meer dan gemiddeld van de daling van
de vpb-last. Zij profiteren veel meer dan gemiddeld
het geval is. Is de staatssecretaris eigenlijk van
mening dat hierdoor verantwoord ondernemerschap
wordt gestimuleerd?
Het komt mij voor dat het tegenovergestelde het
geval is. Want ondanks de kredietcrisis, waarin de
banken toch echt meer dan de gemiddelde
ondernemer een kwalijke rol hebben gespeeld,
worden de banken nu meer dan de gemiddelde
ondernemer beloond met een belastingverlaging.
Kan de staatssecretaris dit uitleggen?
Dan de woningmarkt. Onder het kopje
'woningmarkt' treffen wij ook een aantal
maatregelen aan, allemaal ten gunste van de
eigenaren van woningen en onafhankelijk van de
waarde van de woning. Ik heb hierover twee
aanvullende vragen. Wat de verlaging van het btwtarief
voor verbouwing en renovatie betreft, komt
het mij voor dat dat niet geldt voor architecten,
maar ik weet niet of ik dat juist heb begrepen. Kan
de staatssecretaris mij hier helpen? En wat
woonboten en andere roerende woningen betreft,
kan ik mij alleen maar aansluiten bij collega
Leijnse. Ik begrijp gewoonweg niet waarom het
lage btw-tarief voor verbouwing en renovatie niet
zou moeten gelden voor dit type woningen. Graag
dus nog een keer een poging van de
staatssecretaris om mij dit uit te leggen.
Dan de koopkracht. Het moet mij toch echt
van het hart dat ik met verbazing de toelichting op
de effecten van het koopkrachtpakket heb gelezen
in de memorie van antwoord. De staatssecretaris
schrijft hier: 'De bovenste twee kwartielen krijgen
ongeveer 1,1 mld. van de 1,55 mld. Dat is circa
70% van de belastingverlaging, en het hoogste
kwartiel heeft een belastingverlaging van circa
40%.' De politieke keuze om hoge inkomsten meer
belastingvoordeel te gunnen is de onze niet, dat
moge duidelijk zijn, en ook de toelichting van de
staatssecretaris – ik zei het al – stuit ons toch
enigszins tegen de borst. Want als argument voor
die ongelijke verdeling van de voordelen geeft de
regering aan dat de bovengemiddelde inkomens
ook meer belasting betalen - ja, zo ken ik er nog
wel een paar - om vervolgens uit te leggen dat het
bovenste kwartiel overigens slechts 1,6% minder
belasting betaalt en de laagste twee gemiddeld
4,8% minder. Als ik niet zou weten dat de
staatssecretaris van christenlijken huize is, zou ik
zeggen dat dit een liberaal verkooppraatje is. Als ik
namelijk nu €1000 belasting moet betalen en straks
4,8% minder, heb ik een voordeel van € 50. Dat is
toch echt minder dan iemand die € 10.000 belasting
betaalt en straks € 160 meer krijgt.
Nogmaals, het zijn onze politieke keuzes
niet, maar als er een meerderheid voor is, moeten
wij hiermee leven. Maar wees eerlijk en laat de
misleidende reclame alsjeblieft achterwege.
Dan het onderwerp kunst en cultuur. Het
pièce de résistance van dit Belastingplan, de btw-
verhoging op kunst en cultuur. Eerst een algemene
vraag. De kunstsector, zo zegt de regering, moet
minder afhankelijk worden van de overheid. Vaak
wordt dan verwezen naar de Verenigde Staten. Als
wij ervan uitgaan dat dat een goed beleid is, hoe
past dan een verhoging van de belasting op juist
die kunst bij dit beleid? Want juist in de VS worden
de belastingen laag gehouden om private
sponsoring te stimuleren. Dus ik snap niet hoe je
die twee met elkaar in overeenstemming kunt
brengen. En indien de kunst dan minder afhankelijk
dient te worden van de overheid, zal de kunstsector
dus op zoek moeten gaan naar sponsoring,
bijvoorbeeld door grote ondernemingen. Er stond
laatste in de krant dat de Deutsche Bank – ik lees
dat natuurlijk met bijzonder veel genoegen, u
begrijpt het wel, omdat ik zelf van Duitse origine
ben – een sponsoringcontract heeft afgesloten met
het Concertgebouworkest. Zij noemen dat
corporate social responsibility. Is de regering van
plan om dit soort sponsoring in de toekomst te
stimuleren door belastingmaatregelen?
Dan de btw-verhoging op de
podiumkunsten. Er is al veel over gezegd en met
name ook over de reactie van de regering op de
motie-Noten. De weigering van de regering om
hiermee ook maar iets te doen, heeft de verhouding
met de Eerste Kamer meteen op scherp gezet, en
dat is jammer. Er is geen sprake van een
uitgestoken hand van de regering naar de oppositie
of de Eerste Kamer toe, maar van een klap in het
gezicht. Dat belooft niets goeds voor de
verhoudingen in de toekomst. Ik wil de
staatssecretaris net als de andere collega’s die dat
ook hebben gedaan toch nog eens nadrukkelijk
verzoeken om te bekijken of het niet mogelijk is om
via een beleidsbeslissing toch tegemoet te komen
aan deze door de Kamer aangenomen motie.
Vele collega’s zijn al ingegaan op de waarde
van kunst en cultuur voor de Nederlandse
samenleving en de bezwaren die kleven aan de
verhoging. Ik wil hieraan nog het volgende
toevoegen.
Ook vanuit het oogpunt van kwaliteit van wetgeving
kleeft namelijk een groot aantal bezwaren aan de
verhoging. Een aantal van deze bezwaren is al
genoemd. Is er überhaupt sprake van behoorlijk
bestuur, gezien de korte termijn waarop de btw
wordt verhoogd, binnen veertien dagen? De
verhoging is ook niet tijdig aangekondigd en er is
geen overgangsregeling. Ik kan niet begrijpen
waarom deze maatregel niet gewoon per
1 september is ingevoerd. Iedereen weet toch dat het
culturele jaar niet gelijkloopt met het kalenderjaar?
In dit verband roep ik de staatssecretaris
graag de verhoging van de assurantiebelasting in
herinnering. In zijn brief van 20 november schrijft
hij hierover het volgende. 'Op grond van de derde
nota van wijziging is overgangsrecht getroffen in
verband met de verhoging van het tarief van de
assurantiebelasting. De verzekeringsbranche heeft
aangegeven dat de maatregel pas vanaf 1 maart
2011 kan worden toegepast omdat
verzekeringsmaatschappijen hun premienota's tot
twee maanden voor de prolongatiedatum van de
verzekering opmaken. Daarom is de ingangsdatum
van de verhoging van het tarief verschoven van 1
januari 2011 naar 1 maart 2011.' Als je dit leest,
vraag je je toch echt af waarom een soortgelijke
overweging niet ook voor de podiumkunsten is
gemaakt. Iedereen weet dat de contracten al zijn
afgesloten voor het hele seizoen, tot 1 september.
Hierbij moeten dezelfde overwegingen gelden als bij
de assurantiebelasting. Kortom, waarom was het
niet mogelijk om in ieder geval tot 1 september te
wachten met de invoering?
De verhoging is mogelijk ook strijdig met
EU-richtlijnen, in het bijzonder met het beginsel van
fiscale neutraliteit. Collega Engels heeft daar al op
gewezen. De memorie van antwoord is wat mijn
fractie betreft veel te kort door de bocht. De
staatssecretaris stelt dat er geen sprake is van
schending van fiscale neutraliteit en vergelijkt
daarbij een sportwedstrijd met een
cabaretuitvoering, maar daar gaat het echt niet om.
Het gaat erom dat er concurrentie bestaat van
podiumkunsten met soortgelijke culturele
evenementen, bijvoorbeeld in circussen of
bioscopen. In dat opzicht kan de fiscale neutraliteit
wel degelijk worden betwist. Ik verzoek de
staatssecretaris om nog eens goed te kijken naar
het advies van De Brauw Blackstone Westbroek.
Kan hij met deugdelijke argumenten onderbouwen
waarom de verhoging geen juridische problemen
zal opleveren?
Over kwaliteit gesproken, we hebben ook
een probleem met de effectiviteit van de maatregel.
Er is 48 mln. aan extra inkomsten voor de schatkist
geraamd, maar daarbij is ervan uitgegaan dat de
verhoging geen enkel negatief effect zou hebben op
de verkoop. Ik vraag me af of dat realistisch is. Het
komt me vreemd voor dat het verlagen van het
btw-tarief in de bouw voor de regering aanleiding is
om uit te gaan van een toename van het aantal
renovaties en verbouwingen, terwijl een verhoging
van de btw in de kunstsector niet tot een afname
van de verkoop zou leiden. Kan de staatssecretaris
dit verschil in inzicht uitleggen?
De btw op beeldende kunst en antiek wordt
eveneens verhoogd. Collega Reuten heeft er al op
gewezen dat dit ook de kunstenaars treft. Dat is
onwenselijk. Ook in dezen hebben wij echter vooral
problemen met de veronderstelde effectiviteit van
de maatregel. Het btw-tarief op beeldende kunst en
antiek, zeker in de handel, is in andere landen veel
lager. In Engeland is het bijvoorbeeld 5%. Er wordt
nu reeds gebruikgemaakt van de mogelijkheid om
via dat land beeldende kunst en antiek in Nederland
te verkopen. Als het verschil tussen Engeland en
Nederland straks niet meer 1% bedraagt, zoals nu,
maar 13%, moet je ervan uitgaan dat de meeste
handel via deze route zal plaatsvinden. Waarom is
hiermee geen rekening gehouden? Ik ga ervan uit
dat er echt minder inkomsten in de schatkist zullen
belanden dan de geschatte 42 mln. Graag een
reactie hierop.
Nu het over btw-maatregelen gaat,
verneem ik ook graag de visie van de regering op
het groenboek over btw. Andere sprekers hebben
het reeds genoemd. De Europese Commissie heeft
op 2 december het startschot gegeven voor een
modernisering van het btw-stelsel; wellicht wil men
zelfs een uniform stelsel. Graag wil ik hierop een
reactie van de staatssecretaris.
Tot slot: er staat helaas weinig in het
Belastingplan dat GroenLinks bevalt en veel dat ons
niet zint. Voordat ik echter een eindoordeel geef,
wacht ik graag het antwoord van de
staatssecretaris af.