Tijdens dit debat wisselen de Kamerleden van gedachten met de minister en staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over de ontwikkelingen in en aspecten van het Europese integratieproces. Sinds 1999 levert het Kabinet een bijdrage aan het parlementaire debat over Europa middels het rapport 'Staat van de Europese Unie' dat op Prinsjesdag uitgebracht wordt. In dit rapport wil de regering verantwoording afleggen over haar (voorgenomen) inbreng in de Europese Unie. Om de discussie in de Eerste Kamer te structureren wordt vooraf een aantal thema's vastgesteld door de Commissie Europese Samenwerkingsorganisaties.
Tineke Strik: "Deze jaarlijkse Europese beschouwingen houden we nadat het Verdrag van Lissabon ruim een jaar geleden in werking is getreden. Het verdrag biedt burgers handvatten om de Europese Unie weer iets terug te veroveren op hun nationale regeringen. De bevoegdheden van het Europees Parlement zijn versterkt, het Handvest voor de Grondrechten juridisch bindend geworden, toetreding van de Unie tot het EVRM is mogelijk gemaakt en de jurisdictie van het Hof van Justitie is uitgebreid. Wij als nationale parlementen mogen een gekleurde kaart opsteken als we vinden dat de Commissie haar bevoegdheden overschrijdt. Mijn fractie juicht deze mogelijkheden van harte toe, maar constateert dat het nog te vroeg is om te beoordelen of ze voldoende worden of kunnen benut, en of het voldoende is om het draagvlak van burgers voor de Europese Unie te versterken. Het EP en het Hof nemen hun rol, de nationale parlementen lijken hun rol nog te moeten vinden. Hoe kijkt de regering aan tegen het belang van betrokkenheid van nationale parlementen bij de Europese besluitvorming, mede gelet op het belang van het draagvlak in de lidstaten voor de implementatie van besluiten en voor de Unie als geheel? En welke randvoorwaarden gelden er voor een optimale betrokkenheid van nationale parlementen?"
Niet alleen een verdragswijziging beïnvloedt de Unie. Ook de financiële en economische crisis lijken de Europese samenwerking geen kwaad te hebben gedaan. Het bewustzijn dat we van elkaar afhankelijk zijn heeft ons ertoe gebracht om meer verplichtingen tegenover elkaar aan te gaan. Zoals na de watersnoodramp de dijkenverzwaring in rap tempo is doorgevoerd en, dichter bij Brussel, het Europees arrestatiebevel na de aanslagen in New York plotseling geaccepteerd werd. We hebben ingestemd met bevoegdheden voor een scherper toezicht op de bankensector, en een heel pakket aan voorgestelde wetgeving moet onszelf binden aan het voeren van een gezond financieel en economisch beleid. Is de regering van mening dat deze voorstellen voldoende waarborgen bieden dat alle lidstaten hun begroting binnen de perken houden? Of zou ze een stap verder willen gaan? Wij wel. Het sanctiesysteem is aangescherpt, maar de Commissie krijgt niet de mogelijkheid van de lidstaten om automatisch sancties op te leggen. Lidstaten willen daar een vinger in de pap houden, en we hebben uit het verleden gezien dat dit het systeem vrijblijvender maakt. Lidstaten vallen elkaar niet zo hard, want ze willen ook door een ander niet op de vingers getikt worden. Waarom geen garantie dat de slager niet zijn eigen vlees mag keuren? Het Europees Semester is bedoeld voor een verbinding tussen het financieel en economisch beleid. Als lidstaten hun jaarplannen voor de uitvoering van 2020 en de begroting moeten overleggen, is beter te beoordelen of de maatregelen een gezonde financiële huishouding waarborgen. Maar ook hierbij stelt onze fractie de vraag of het afdoende is. Zijn er voldoende sturingsmogelijkheden om op deze tijdstippen bij te sturen ten aanzien van een bepaalde lidstaat, ofwel door de Commissie ofwel door de Raad? Het beleidsplan 2020 is nogal algemeen geformuleerd en valt daarom naar eigen believen uit te leggen. Mijn fractie geeft de voorkeur aan een Europees economisch beleid waarbij de uitgangspunten van 2020 de leidraad zijn. Dat betekent niet dat we uniformiteit moeten nastreven, maar wel een nadere inkadering die ervoor zorgt dat alle lidstaten de juiste keuzes maken wat betreft een duurzame economie en scherpte op de uitgaven. Nu behouden we feitelijk het systeem van pas bemoeienis met het beleid als het is misgelopen in een lidstaat. En op zo’n moment kost het zoveel meer moeite om uit de crisis te geraken. Dat deze lidstaten dan nog een buffer hebben om naast het snijden ook om noodzakelijke investeringen te doen voor de toekomst, zoals een beter onderwijs, is een illusie. Welke mogelijkheden ziet de regering om Griekenland en Portugal deze ombuigingen te laten doen? Kan het structuurfonds daartoe worden aangewend? En zo ja, is dit voldoende of moeten we denken aan een hogere lening, een latere afbetaling of een tijdelijk toestaan van een hogere tekort? Ook in deze crisis geldt voor ons dat een financieel beleid alleen gezond is als ook de economische maatregelen gericht zijn op een duurzame toekomst, en niet alleen op een sluitende begroting.
Ten aanzien van de toetredende lidstaten lijkt iedereen zich ervan bewust dat we de toetredingscriteria strikt moeten handhaven. We willen onze maatstaven binnen de Unie niet laten verzwakken, en sommige aspecten daarvan blijken zich lastig te laten sturen ten aanzien van al toegetreden lidstaten. In een te groot aantal lidstaten zijn fundamentele aspecten van een democratische rechtsstaat niet voldoende op orde. Bijvoorbeeld doordat er corruptie heerst, de rechterlijke macht niet onafhankelijk is of omdat de zittende regering teveel macht bezit. Op slechts enkele punten grijpt de Commissie in, zoals bij de Hongaarse mediawet, en ook daar lijkt ze zich nog redelijk snel tevreden te stellen met de aanpassingen. Maar welke mogelijkheden heeft de Commissie of hebben andere lidstaten om juist die rechtstatelijke gebreken aan te pakken? Deze langetermijn processen zouden ook na toetreden nog aandacht en correctiemechanismes behoeven. Interstatelijk vertrouwensbeginsel is van belang bij bijvoorbeeld strafrechtelijke samenwerking. De rapporten van de CPT maken melding van grove schendingen in gevangenissen, wat een wederzijdse erkenning van straffen en overname van tenuitvoerlegging van vonnissen aanzienlijk bemoeilijkt. Wij kunnen pas spreken van een ruimte van veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid als dit vertrouwen gerechtvaardigd is en we voldoende instrumentarium hebben om elkaar aan dezelfde rechtswaarborgen voor onze burgers en ingezetenen te houden.
Ten aanzien van onze buurlanden, al dan niet met perspectief op toetreding, vormt de versterking van een democratische rechtstaat in elk geval wel een belangrijk aandachtspunt. De omwentelingen in de Arabische landen laten zien hoe belangrijk het is om het Nabuurschap ook vorm te geven door te investeren in de civiele samenleving. In de meeste landen ontstond een gapende leegte na de val van de regerende dictator. Oppositiepartijen en mensenrechtenorganisaties hebben nauwelijks ruimte gehad om te gedijen. Nu komt het er voor hen op aan om te zorgen dat een transformatie naar een democratie snel en eerlijk genoeg verloopt om chaos of onderlinge strijd te voorkomen. Toch was de versterking van de civiele samenleving één van de speerpunten van het Nabuurschapsbeleid. Waarom merken we daar nu zo weinig van? Waaruit heeft dit bestaan en welke doelen zijn daarin behaald? Of zijn de ondersteunende programma’s toch vooral via de heersende regimes uitgevoerd? En op welke wijze wordt het vervolgproces in deze landen ondersteund? Mijn fractie zou graag zien dat er ook voldoende oog is voor een regionale samenwerking in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Welke rol speelt het Nabuurschapsbeleid hierbij? Zijn er lessen uit de actuele gebeurtenissen te trekken voor het Nabuurschapsbeleid ten aanzien van de Oost-Europese buurlanden? Ook hier is het van cruciaal belang dat oppositiepartijen en mensenrechtenverdedigers fors worden ondersteund, denk aan Belarus en de Oekraïne.
De Europese reactie op het conflict tussen de opstandelingen en Gadaffi geeft aan dat het nationale prestige van de lidstaten prioriteit heeft boven een eenduidige Europese boodschap en actie. Welke conclusie trekt de regering hieruit? Dat het proces naar een gemeenschappelijk buitenlands beleid langzaam groeit en we geduldig moeten zijn? Of dat deze structuur niet werkt en we meer bevoegdheden naar het supranationaal niveau zouden moeten overhevelen?
Hoe beoordeelt de regering de positie en mogelijkheden van de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands en veiligheidsbeleid? Krijgt ze een reële kans om het initiatief te nemen en te houden en om de Europese Unie te sturen en vertegenwoordigen? Of vergt dat een structuurwijziging? De vertegenwoordiger onderdeel laten uitmaken van zowel de Commissie als de Raad was bedoeld als een versterking, maar kan ook verzwakkend werken. Graag een reactie.
Duurzame vrede is nu nog meer van belang voor een positieve stimulans van de democratische hervormingen in de arabische landen én voor hun relaties met Israël. Niettemin heeft de spanning tussen Israël en Palestina weer een hoogtepunt bereikt. Opnieuw laat Israël zich niets gelegen liggen aan internationaal recht of zijn internationale positie. Het gaat door met huizenbouw in Oost- Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever en het dreigt met annexatie van nederzettingen als Palestina zou worden erkend. Ondertussen wordt Palestijnse volksvertegenwoordigers het werk onmogelijk gemaakt doordat ze worden opgepakt of belet om te reizen, zelfs binnen de Westelijke Jordaanoever. Het lijkt erop dat Israël erop rekent niet door president Obama te worden lastig gevallen. Dit lijkt ons een moment bij uitstek om als EU het vredesproces te trachten vlot te trekken. Hoe stelt Nederland zich op ten aanzien van de toenadering van Abbas tot Hamas om te komen tot een effectieve eenheid en om een eind te maken aan de verdeeldheid van land en bevolking? En wat doet de Unie en het kwartet in dit opzicht? Is de beschuldiging van Hamas juist dat de internationale gemeenschap Abbas van een toenadering weerhoudt? Wij ondervinden nog dagelijks het gevolg van het niet erkennen van de verkiezingsuitslag in Palestina. Gaan we in de arabische landen straks wel de verkiezingsuitslag erkennen en aan de slag met de nieuwe volksvertegenwoordigers?
We leren nog een andere les uit onze omgang met de gevolgen van het conflict in Libië, namelijk dat de Europese lidstaten nog niet in staat zijn om als eenheid te handelen als het gaat om vluchtelingen en illegale migranten. We laten het over aan de lidstaten waar ze aankomen en kijken weg. Een gemeenschappelijk asielsysteem is voorzien voor 2012, maar een jaar daarvoor overwegen lidstaten de grenscontroles weer in te stellen en zeggen ze dat Italië zijn eigen problemen moet oplossen. Zolang onderlinge solidariteit ontbreekt, zullen we niet komen tot solidariteit. Hoe minder toeschietelijk de noordelijke lidstaten zijn om bij te dragen aan een verdeling van de verantwoordelijkheid, hoe groter de kans dat de zuidelijke lidstaten niet aan de asielrichtlijnen voldoen. Als een boemerang zal zich onze houding tegen ons keren, omdat we, gelet op de MSS uitspraak, dan geen enkele asielzoeker meer kunnen overdragen aan de zuidelijke landen. Voor onze fractie is het simpel: je kunt afspraken maken met elkaar over een bepaalde verdeling, maar je dwingt de nakoming daarvan niet af door het EVRM te schenden ten aanzien van individuele asielzoekers. Als wij de andere lidstaten willen dwingen de asielrichtlijnen na te leven, waarom zijn wij dan nog geen inbreukprocedure begonnen tegen Griekenland en Italië? Dat is de enige weg die ons te bewandelen staat. Graag een reactie. tendens binnen de EU om de behandeling van asielverzoeken te verschuiven naar het buitenland. Denk aan Frontex, de terugname overeenkomsten en de versterking van de capaciteit voor opvang van vluchtelingen in de regio’s van de conflicten. Graag willen wij op die dag de doelstellingen van het migratiebeleid en die van het Nabuurschapsbeleid en buitenlands beleid met elkaar in verband brengen: zijn zij in overeenstemming met elkaar of zit er spanning tussen de doelstellingen? Kunnen de buurlanden en de regio’s deze versterkte verantwoordelijkheid aan, of is er gevaar voor destabilisatie? En als wij sancties toepassen om tot het sluiten van terugname overeenkomsten te komen, komen de andere doelstellingen zoals ontwikkelingshulp of het bevorderen van mobiliteit en samenwerking dan in het gedrang? En als er spanning is, welke belangen geven dan de doorslag?
De regering heeft gemeend het mensenrechtenbeleid, dat in het vorige kabinet onder minister Verhagen is vastgesteld, met ‘eigen accenten’ te moeten aanpassen. Mijn fractie vindt dit rijkelijk snel, want een mensenrechtenbeleid staat niet 1 2 3 op de rails. Wij hebben in elk geval bedenkingen bij de nieuw voorgestelde verbinding van het economisch nationale belang en de mensenrechten, omdat het het absolute karakter van de mensenrechten kan ondermijnen. Maakt de regering hierbij een afweging tussen het belang van naleving van de mensenrechten en het Nederlandse economische belang? Wat moet ik me hierbij voorstellen? Ook de selectieve benadering van de mensenrechten baart mijn fractie zorgen, alsof de regering hiermee een rangorde aanbrengt. En legt de regering ook deze rangorde aan bij het binnenlands mensenrechtenbeleid? Het geduld van mijn fractie is zo langzamerhand op waar het gaat om de ratificatie van het verdrag inzake mensen met een handicap en het facultatief protocol van het VN verdrag inzake sociaal culturele en economische rechten. We hebben er verschillende keren naar gevraagd, maar ze ontbreken zelfs op de lijst nog te ratificeren verdragen.
Ook het recht op gezinshereniging lijkt in Nederland niet bepaald hoog in de rangorde te staan. Steeds weer probeert de regering dit recht verder te ondergraven. Het coalitieakkoord presenteerde een verlanglijstje van zo ongeveer veertien extra beperkingen op dit recht. Waarom lijkt de regering hier zo weinig waarde aan te hechten? Het Hof van Justitie heeft de regering inmiddels al teruggefloten op de te hoge inkomenseis en de hogere eisen voor gezinsvorming ten opzichte van gezinshereniging. Binnenkort buigt het Hof zich over de inburgeringseis in het buitenland in een zaak waarin het recht op gezinshereniging klip en klaar is geschaad: een analfabete, zieke moeder wiens man en 7 kinderen in Nederland verblijven. Als de regering het steeds zo bewust laat aankomen op een veroordeling, hoe geloofwaardig is haar missie dan in het buitenland? En draagt Nederland niet bij aan het ondergraven van het draagvlak voor de Europese Unie, nu het de naleving op zoveel punten overlaat aan de rechter? De indruk dat ‘Brussel’ de Nederlandse politici knevelt wordt daarmee weer bevestigd. Dat was toch niet de les die we uit het nee tegen de Grondwet hadden getrokken? Als de regering niet uitdraagt wat het belang is van Europese samenwerking, van wie moeten de burgers het dan horen?
Hetzelfde geldt voor de ambigue houding ten aanzien van het mensenrechtenhof in Straatsburg. De regering bepleit een betere naleving van de uitspraken door de zuidelijke en oostelijke lidstaten, maar bekritiseert tegelijkertijd de jurisprudentie die Nederland betreft. Mijn fractie heeft met zorg kennis genomen van de appreciatie die de regering heeft gegeven van de uitspraken van het Hof voor de rechten van de mens. Nog geen jaar nadat onze premier het Hof de four freedoms award heeft toegekend, is de regering nu van mening dat het Hof uitspraken doet over zaken die slechts op perifere wijze verband houden met met de mensenrechten. Wat bedoelt de regering daar precies mee? Het Hof toetst aan het EVRM, dat is zijn taak. Is het niet juist één van de kenmerken van een onafhankelijk Hof dat het dit in alle vrijheid doet? En dat het geen prioritering aanbrengt in de soort van de mensenrechten? En wat bedoelt de regering met de opmerking dat het Hof een automatische, vierde beroepsinstantie is geworden? Het Hof verklaart 97 procent van de klachten niet-ontvankelijk, ik zou deze strenge selectie geen automatische rechtsgang noemen. De vraag is veel meer hoe we het Hof kunnen ondersteunen bij deze screening. De rechterlijke capaciteit is hard nodig voor de zaken die wél ontvankelijk zijn en een serieuze behandeling verdienen. Er wordt momenteel nagedacht over het aantrekken van externe rechters die de ontvankelijkheidstoets voor hun rekening nemen. De discussie zou nog zijn of dit binnen de kaders van het verdrag valt of erbuiten. Hoe kijkt de regering tegen dit voorstel aan en meent zij dat het overeenkomstig het verdrag is? Extra steun is hard nodig. De invoering van het veertiende protocol betekent weliswaar een verlichting en een reductie van de werklast met 20 tot 25 procent, maar het leidt niet tot dé oplossing om de bijna 150.000 zaken die op de plank liggen snel en zorgvuldig weg te werken. Een klacht die jaren op de plank ligt, dát lijkt onze fractie de geloofwaardigheid van het Hof aan te tasten.
Mijn fractie neemt nog een andere bedreiging van de geloofwaardigheid van het Hof waar. Veel Britse en Nederlandse politici lijken hun electoraat graag te bedienen met afkeurende uitlatingen over uitspraken die hen onwelgevallig zijn. Als politici het Hof laken, waarom zouden burgers er dan nog autoriteit aan toekennen? En als de noordelijke lidstaten zich zo kritisch uitlaten, waarom zouden notoire mensenrechtenschenders als de Russische federatie en Turkije zich dan wél veel gelegen laten liggen aan het Hof? Toegegeven, Nederland voert de uitspraken uit en past de wetgeving zonodig aan, tenminste precies voor zover nodig. Maar juist in de andere lidstaten ontbreekt het aan uitvoering van de uitspraken en verdere implementatie. Dat heeft een opstuwend effect op de werklast van het Hof. Moet de regering niet toegeven dat het publiekelijk hekelen van de uitspraken van het Hof en het Hof te kijk zetten als activistisch of imperialistisch, getuigt van een nationale perceptie? Het Hof is juist bedoeld om op Europees niveau een bepaalde ondergrens te bereiken aan rechtswaarborgen. Enkele grote lidstaten zitten daar nog ver van af. Beseft de regering dat als we ons als Nederland tegen enkele voor ons onwenselijke uitspraak verzetten, in andere landen de rechtswaarborgen van burgers ook in het geding zijn? Practice what you preach. Dit geldt uiteraard ook voor nationale uitspraken. Mijn fractie wil graag opheldering waarom de regering de uitspraak van de Hoge Raad in verband met de SGP zaak niet uitvoert. Ze onderneemt geen stappen totdat het Hof in Straatsburg over de klacht heeft geoordeeld. Behandelt de regering op deze manier niet zelf het Hof als een automatische vierde instantie? Welke positie gaat Nederland als verweerder in deze zaak innemen? Zal het wel onvoorwaardelijk het standpunt van de Hoge Raad uit te dragen? Mijn fractie acht de regering hiertoe gehouden.
Voorzitter, een Europa van de burger maakt alleen kans als burgers ervan op aan kunnen dat democratie en mensenrechten niet onderhandelbaar zijn, dat de EU garant staat voor een sociale, toekomstbestendige economie en dat het Europees belang en nationaal belang samenvallen. Het is aan ons om deze uitgangspunten actief uit te dragen in Europa én naar een breed publiek in eigen land.